Dit onderzoeksproject verkende de raakvlakken tussen het oeuvre van Samuel Beckett en het Japanse Noh theater. Beide theaterpraktijken hebben een bijzondere verhouding tot spoken, afwezigheid, (non-)actie, performativiteit en de relatie tussen subject en object. De aanleiding voor dit onderzoeksproject was tweeledig. Enerzijds vloeide de kruisbestuiving tussen Beckett en Noh voort uit de praktijk van beeldend kunstenaar en theatermaker Kris Verdonck en het onderzoek naar posthumanisme en eindtijdelijkheid van dramaturg Kristof van Baarle. Anderzijds is er de concrete verwijzing naar Noh theater in het manuscript van Wachten op Godot, waar de regieaanwijzing bij de dans van Lucky als volgt luidt: "danse (voir Noh)" (Van Hulle en Verhulst, 2018). De voorbije vijftig jaar gebeurde er reeds onderzoek naar de eerder feitelijke overeenkomsten tussen Noh en Beckett (vb. Takahashi, 1982 en Okamuro 2008), en slechts in mindere mate naar de dieperliggende dramaturgische raakvlakken. Performing absence richt zich op zowel dramaturgische als performatieve aspecten van Noh en Beckett in de zoektocht naar artistieke vormen voor hoe afwezigheid zich in de huidige toestand van de wereld aandient. Zowel vanuit technologische, politieke als ecologische perspectieven is afwezigheid van tel. Technologische ontwikkelingen maken objecten, machines, algoritmes, ... steeds ‘levendiger’, en de mensen die ze gebruiken worden steeds intiemer en alomvattender gestuurd door en verwikkeld in allerlei toepassingen. Technologie wordt een spook, denk maar aan hoe AI chatbots vriendschappen en liefde nabootsen, maar ook rouw en waanbeelden versterken en kapitaliseren. Intussen kan men niet alleen van Artificiële Intelligentie spreken, maar ook van Artificiële aanwezigheid. Het doembeeld van de mens die steeds meer uit het plaatje verdwijnt, vervangen en uitgerangeerd, wordt weer een stap concreter.
Verdwijning en extinctie zijn ook vanuit ecologische hoek vormen van afwezigheid. De
klimaatcatastrofe confronteert ons niet enkel met een zesde massaextinctie maar ook met
de eigen sterfelijkheid en eindigheid: een perspectief dat tot een meer nederige houding
noopt. Wanneer het vraagstuk van de technologie steeds meer verstrengeld raakt met dat
van het antropoceen en een daadwerkelijke horizon van uitsterving krijgt, dan vraagt dat om
nieuwe stappen in de artistieke taal. Welke figuren ontstaan er uit de verstrengeling van
posthumanisme en antropoceen, uit technologische en ecologische catastrofe? Hoe nog
performen ‘na het einde’? Wat performt er dan nog? Hoe kunnen we artistiek,
dramaturgisch, technisch, speltechnisch vorm geven aan deze nieuwe staat van zijn? Een
staat van zijn waarbij de overlapping tussen subject en object zo ver gaat, dat we wellicht
beter spreken in termen van een andere, meer existentiële dichotomie, namelijk die tussen
aanwezigheid en afwezigheid. Wat zijn de spoken van vandaag, hoe performen ze, hoe
worden ze geënsceneerd, gepresenteerd, wat is hun timing, zijn hun eventuele woorden,
hun bewegingen, materialen? Hoe de betekeniscrisis veroorzaakt door deze situatie,
vormgeven?
Op zoek naar antwoorden verkende dit onderzoeksproject vanuit praktische en
performatieve perspectieven de raakvlakken tussen Beckett en Noh in de vorm van
verschillende masterclasses rond het werk van Beckett en een performatieve staat van zijn
voorbij de betekenis. Om het werk van Beckett beter te begrijpen, maakten we een
voorstelling naar zijn kortverhaal The Lost Ones met studenten Drama. Om Noh beter te
begrijpen, bestudeerden we niet enkel beeldmateriaal, literatuur en bijgewoonde
voorstellingen, maar interviewden we ook verschillende noh-meesters en specialisten, het
geen nog zal leiden naar een publicatie. In de creaties en installaties van Kris Verdonck, met
als dramaturg Kristof van Baarle, werd eveneens verder onderzocht en toegepast, met een
blijvende impact op hun praktijk.



