Dit project onderzoekt en beschrijft nieuwe benaderingen van compositie en improvisatie in een jazzcontext, met behulp van technieken die zijn afgeleid van het spel van de traditionele Ierse violist Tommie Potts (1912—1988). Die kwam uit een familie die doordrenkt was van traditionele Ierse muziek, zijn vader was de invloedrijke doedelzakspeler John Potts, en hij speelde al vanaf jonge leeftijd muziek, maar weigerde professioneel te gaan spelen en werkte als brandweerman en ambtenaar.
Als autodidact ontwikkelde Tommie Potts een eigenzinnige solostijl waarin hij op subtiele wijze niet-traditionele invloeden (bijvoorbeeld klassieke muziek en populaire muziek uit de jaren 1950) verwerkte in zijn radicale, verkennende interpretaties van Ierse traditionele muziek. Deze interpretaties (of variaties) ondermijnden of braken met de formele, ritmische en melodische conventies van de traditie, zodanig dat ze als nieuwe, originele composities konden worden beschouwd, ondanks Potts' vasthouden aan het gebruik van de oorspronkelijke titels. Hoewel deze variaties een spontaan gevoel hebben en lijken op de aanpak van een improviserende muzikant, heeft onderzoek aangetoond dat Potts meer als een componist werkte en de vorm van zijn variaties spontaan improviseerde. Vanwege hun radicale karakter speelde hij bijna altijd solo, omdat de muziek voor anderen onmogelijk te volgen was.
Om het onbenutte potentieel van deze muziek te verkennen, zal dit project het proces van Potts omkeren en zijn traditionele Ierse muziekstijl inbedden in de context van jazz en geïmproviseerde muziek. De muziek van Potts bevat meerdere aanknopingspunten voor dit werk: de verborgen verwijzingen naar ‘niet-traditionele’ muziek, de spontane improvisatie van vorm en natuurlijk de fundamentele verschillen tussen jazz/geïmproviseerde muziek en traditionele Ierse muziek. In het bijzonder zal het verschil in melodische/ritmische hiërarchie worden onderzocht: melodie als basis van traditionele Ierse muziek versus het belang van de ritmesectie in jazz en geïmproviseerde muziek.
Het perspectief van jazz en geïmproviseerde muziek krijgt vorm in de twee uitgangspunten die de formele en harmonische uitvindingen van Henry Threadgill enerzijds en de harmolodische filosofie van Ornette Coleman anderzijds zullen zijn. Threadgill heeft rigoureuze nieuwe manieren ontwikkeld om met intervallen om te gaan in compositie en improvisatie, en Colemans harmolodics vertegenwoordigt een autodidactische filosofie die het bestaan van meerdere waardesystemen tegelijk mogelijk maakt.
Hoe kunnen we nieuwe manieren vinden om tradities uit het verleden te herinterpreteren? Wat betekent het om vandaag de dag een ‘jazzmuzikant’ te zijn in Europa? Dit onderzoek heeft tot doel een manier te vinden om binnen en tussen tradities te werken, waarbij deze elementen worden geïntegreerd in een nieuwe muziek die muzikanten in staat stelt samen te bewegen in een improvisatie van melodie en vorm.
