Traumatische ervaringen worden niet altijd op een verbale manier geuit. Zeker in het geval van conflict en verplaatsing roepen ingrijpende gebeurtenissen vaak tot andere vormen van expressie. In Shatila, een vluchtelingenkamp in het zuiden van Beiroet, is de taal van borduren al aanwezig sinds het werd opgericht in 1949 om Palestijnse vluchtelingen te huisvesten. Het is een dagelijkse genderspecifieke praktijk die geworteld is in de rijke textieltraditie in de regio. Het uitbreken van de oorlog in buurland Syrië met de daaruit volgende instroom van nieuwe vluchtelingen heeft een heropleving van de borduurpraktijk in het kamp teweeggebracht. Dit culturele erfgoed kreeg verschillende functies, zoals het genereren van een inkomen, omgaan met trauma maar ook het overbrengen van visuele verhalen, die vaak ideeën over mensenrechten belichten.
Het interdisciplinaire onderzoek ‘Migrerend Erfgoed’ focust op deze borduurpraktijken als narratief en onderzoekt hoe vrouwen uit Syrië deze praktijken gebruiken om te negotiëren over wat zij als hun rechten beschouwen. Dit gebeurt door de woordenschat van deze borduurtaal te leren waar vrouwen over hun ervaringen vertellen terwijl ze zich een rechtvaardigere toekomst inbeelden. Daarnaast wordt onderzocht hoe via artistieke praktijken in gesprek kan worden gegaan (experimenteel leren, gezamenlijk maken, co-design) in een context waarin het gesproken woord beperkt is.