Feminist education – the feminist classroom – is and should be a place where there is a sense of struggle, where there is visible acknowledgment of the union of theory and practice, where we work together as teachers and students to overcome the estrangement and alienation that have become so much the norm in the contemporary university. Most importantly, feminist pedagogy should engage students in a learning process that makes the world “more than less real.”
bell hooks, Teaching Community: A Pedagogy of Hope
De convergentie van feminisme en cureren heeft een rijke geschiedenis, geworteld in de vroege dagen van de feministische kunstbeweging eind jaren zestig in de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk (de dominante locaties voor de vroege ontwikkeling van de beweging). In 1971 publiceerde de kunsthistorica en curator Linda Nochlin Why Have There Been No Great Women Artists?, waarin ze het onevenwicht tussen mannelijke en vrouwelijke kunstenaars koppelde aan de organisatie van onderwijs en institutionele structuren. Een jaar later, in 1972, organiseerden kunstenaars Judy Chicago en Miriam Shapiro de eerste feministische tentoonstelling, WomanHouse, als onderdeel van het Fresno Feminist Art Program.
De voorbije decennia werd de feministische beweging steeds breder en inclusiever onder invloed van globalisering, kruispuntdenken, queer theory en een anti-essentialistische visie op gender, feminisme en cultuur. Waar in eerste instantie de nadruk gelegd werd op de representatie van vrouwen in kunstonderwijs, tentoonstellingen en museumcollecties, verschoof de focus van het curatoriële discours naar op wat het kan betekenen om te cureren vanuit een feministisch standpunt (archieven en geschiedenissen (de)construeren; andere interpretatieschema’s voor het bekijken en selecteren van kunstwerken; nieuwe concepten over wat belangrijk is om te tonen en de manier waarop.
In de afgelopen jaren heeft cureren steeds meer te maken gekregen met evoluerende concepten van burgerschap, politiek en publieke participatie, vooral in de context van sociale rechtvaardigheid en activisme. Deze verschuiving is beïnvloed door een breed scala aan feministische gezichtspunten, waaronder zwart feminisme, dekoloniaal feminisme, ecofeminisme, hydrofeminisme, crip-feminisme en transfeminisme. Deze theorieën hebben cruciale tools en concepten geïntroduceerd zoals zorg, intersectionaliteit en situering, die een kritische blik werpen op machtsdynamieken en de verweven lagen van dominantie en marginalisering blootleggen.
Tegenwoordig bevorderen intersectioneel feministisch denken en handelen concepten van gelijkheid, vrijheid en zorg die verder gaan dan traditionele genderopvattingen. Dit ethos wordt ook weerspiegeld in de kunstwereld. Hoewel nieuwe ontwikkelingen in de kunsten de curatoriële praktijk snel beïnvloeden, dringen ze niet altijd even snel door in het onderwijs en de methodologieën ervan. Hoe kunnen intersectionele feministische strategieën en perspectieven worden geïntegreerd in de curatoriële pedagogiek, in lijn met het veranderende curatoriële en culturele landschap? Dit kan betekenen dat we traditionele onderwijskaders heroverwegen door een feministische lens, waarbij we een leeromgeving creëren die gemarginaliseerde perspectieven omarmt. Het zou een ruimte zijn waar deelnemers actief bijdragen aan de inhoud van het programma en waar machtsonevenwichtigheden in kennisproductie kritisch worden onderzocht. Bovendien zou er mogelijk de voorkeur worden gegeven aan het onderwijzen van affectieve, ervaringsgerichte, transdisciplinaire benaderingen van cureren boven meer representatieve vormen.
Feministische pedagogiek, geworteld in feministische theorie en kritische pedagogiek, is geïnspireerd door denkers zoals bell hooks, Paulo Freire, Peter McLaren, Patricia Lather, Kimberlé Crenshaw, Ileana Jiminez, en Audre Lorde. Deze benadering benadrukt de gedeelde machtsdynamieken binnen leeromgevingen. Het erkent dat kennis niet alleen individueel wordt verworven, maar sociaal wordt geproduceerd door samenwerking en interactie. Door studenten bewust te maken van deze dynamieken, stelt feministische pedagogiek hen in staat hun rol als actieve kennisdragers te erkennen, wat de educatieve ervaring aanzienlijk verruimt. Het is ook cruciaal om de interactie tussen onderwijs, ouderschap, reproductief werk en kinderopvang in overweging te nemen. Zoals bell hooks stelt in Teaching Community: A Pedagogy of Hope, kan een directe confrontatie met de realiteit de basis vormen voor curatoriële educatie. Dit houdt in dat we verder moeten gaan dan alleen theoretische oefeningen of hypothetische vragen, en ons moeten richten op de daadwerkelijke situaties die de complexiteit van de wereld onthullen.
Het onderzoek verkent pedagogische en curatoriële vraagstukken aan de hand van een reeks boekrecensies in De Witte Raaf en experimentele masterclasses, met een focus op feministische, belichaamde en dekoloniale curatoriële praktijken. Deze masterclasses benadrukken het belang van interdisciplinair en interinstitutioneel samenwerken en uitwisselen. Het project culmineert in een tweedaagse bijeenkomst, georganiseerd in samenwerking met Sonia D’Alto, Jana Haeckel en de Archival Sensations Research Cluster, wat zal resulteren in een gedragscode ter ondersteuning van de toekomstige ontwikkeling van de opleiding.