nlen

Drama Masters 2025

Dit academiejaar werden in de opleiding drama 10 masterproeven gemaakt door 18 afstuderende masterstudenten. Hoe verschillend ze ook zijn, als onderzoeksgedreven theaterpraktijken dragen ze toch op de een of andere manier de signatuur van de opleiding. We vroegen aan twee leden van de externe jury, Evelyn Coussens en Simon Van Schuylenbergh, welke tendenzen ze ontwaren in deze hybride collectie theatervoorstellingen.

Echo Beach (Arthur Loontjens), foto: Giada Cicchetti
Lost & Found and lost again (Robbe Meere), foto: Giada Cicchetti

Simon Van Schuylenbergh
Allereerst: tekst is terug! Het valt op dat meer dan vorige afstudeergeneraties tekst als teken vaker centraal wordt gezet. Al zijn er bij elk van de tendensen die ik zie natuurlijk ook uitzonderingen, in dit geval Echo Beach (Arthur Loontjens), een puur beeldende voorstelling.

Evelyn Coussens
Het past in een hernieuwd verlangen naar narratief dat we ook in het professionele theaterveld zien. Het hangt volgens mij samen met een zoektocht naar meer toegankelijkheid en leesbaarheid. Ik vind dat bewustzijn van een publiek, ook bij veel van deze afstudeerders, een positieve evolutie (al is het uitkijken dat de slinger niet doorslaat). Een voorstelling als Lost & Found and lost again (Robbe Meere) kiest heel bewust voor publieksgericht theater met een verhalende voorstelling op locatie.

SVS
De keuze voor jeugdtheater past wellicht ook in dat streven naar toegankelijkheid. Twee voorstellingen presenteren zich expliciet als kinder- of jeugdtheater: Drs. Apparatus (Evert Van Ransbeeck & Felix Braeckman) en ik denk dat het ouder heet (Mira Cole, Seppe Somers & Robbe Embrechts). I Love (And Hate) You, Belgium (Armin Mola) wil dan weer ‘zo democratisch mogelijk’ zijn. Tegelijk gaat inzetten op herkenning vaak samen met makers die zich meer op zichzelf richten. Het is wellicht typisch voor ‘gen Z’: de revolutie tegen jezelf eerder dan tegen de wereld. Ik vraag me af of dat wel altijd een goed idee is.

Drs. Apparatus (Evert Van Ransbeeck & Felix Braeckman), foto: Giada Cicchetti
ik denk dat het ouder heet (Mira Cole, Seppe Somers & Robbe Embrechts), foto: Jeroen Lemmens

EC
Die ‘in zichzelf gekeerdheid’ sluit voor mij niet uit dat makers zich expliciet tot de maatschappij verhouden. In Autumn Rupture (Ella Boomsma & Leila Benchorf), Echo Beach of MODDER SPEAK TO ME (Maryam Sserwamukoko, Titus Smessaert & Tijmen Van Damme) schemeren problematieken zoals ecologische ineenstorting, feministische strijdpunten of discriminatie door. Het is wellicht eigen aan makers vandaag dat ze vanuit een persoonlijke wortel naar de wereld kijken. Het heel persoonlijke I Love (And Hate) You, Belgium wijst naar een universele problematiek over mensen met een migratieachtergrond in een samenleving die hun bestaansrecht steeds opnieuw ter discussie stelt. De makers van ik denk dat het ouder heet zetten hun eigen ervaring met afwezige vaders om in een kindervoorstelling die ouderschap wil herdenken. Er zijn lichtingen geweest die super gepolitiseerd waren en lichtingen met werk dat heel erg naar binnen was gekeerd – deze lichting zweeft ergens tussenin. Het politieke wordt ‘gemetaforiseerd’ eerder dan expliciet gerepresenteerd.

SVS
Dit is ook echt een lichting van spelers die los van hiërarchie hebben willen werken. Spelerdramaturgie wordt belangrijker geacht dan bijvoorbeeld voorstellingsdramaturgie of regie. Dat is op een interessante manier tegenstrijdig met het verlangen naar toegankelijkheid: meer dan ‘vanuit de zaal’ wordt de voorstelling vanuit de spelers op de vloer opgebouwd. Amor Fatigue (Miro Lievens & Nathan Isahakyan) of Autumn Rupture tonen telkens twee spelers die een onderzoek voeren naar belichaming en verbeelding vanuit heel persoonlijke spelimpulsen.

I Love (And Hate) You, Belgium (Armin Mola), foto: Jonathan Verschaeve
Autumn Rupture (Ella Boomsma & Leila Benchorf), foto: Giada Cicchetti

EC
Dat brengt ons ook bij het belang dat aan samenwerking wordt gehecht.

SVS
Terwijl samenwerken bij een vorige generatie theatermakers dreef op interne spanning en conflict als motor voor het performatieve, leidt spanning bij deze groep sneller tot ‘veiligere’ keuzes. Wie we vandaag zijn, onze verschillen en priviliges, zijn voer voor beladen debatten. Die verschillen op scène brengen vraagt een mature, uitgedachte keuze. Dat doe je niet aan het einde van het proces, maar omarm je vanaf het begin. Dat lijken deze studenten wel te willen doen, wat heel positief is, maar je mist daardoor soms het maken van scherpere artistieke keuzes.

MODDER SPEAK TO ME (Maryam Sserwamukoko, Titus Smessaert & Tijmen Van Damme), foto: Giada Cicchetti
Amor Fatigue (Miro Lievens & Nathan Isahakyan), foto: Giada Cicchetti

EC
Ik vind het bijna interessanter om te kijken naar hoe jonge mensen vandaag werken dan wat ze dan op de scène brengen. Daarin zit ook een uitnodiging naar het werkveld. Tijdens de jurygesprekken voel je wel hoezeer geworsteld wordt met dat samenwerken. Zeker aan het slot van het proces doemt de nood op aan iemand die knopen doorhakt – een terugkeer van ‘autoriteit’ zowaar. Gelukkig gebeurt dat niet onder de vorm van de autoritaire regisseur. Voor mij ligt de oplossing in de figuur van de dramaturg als procesbegeleider. Eerder dan iemand te hebben die aan het einde van het horizontale proces een aantal dingen moet fixen, heb je met een goede dramaturg iemand die de spanning waarover jij spreekt, Simon, begeleidt en laat werken.

SVS
Het valt op dat My Nemesis (Manizja Kouhestani) net een voorstelling is die helemaal zonder dramaturg of eindregisseur tot stand is gekomen terwijl het net de meest coherente en dramaturgisch sterke is. Waarschijnlijk omdat het drijft op een dialoog tussen twee fictieve feministische performance kunstenaars op scène – door die vorm heb je automatisch een spanningsverhouding.

My Nemesis (Manizja Kouhestani), foto: Johan Pijpops
Housewarming (Kes Bakker & Anna De Graeve), foto: Johan Pijpops

EC
Hoezeer verhouden deze studenten zich tot werk van andere makers?

SVS
Ik zag veel ‘kinderen van’, soms zelf heel letterlijk, zoals in het geval van Housewarming waarin Kes Bakker en Anna De Graeve expliciet benoemen hoe het werk van hun theatermakende ouders hen heeft beïnvloed.

Opvallend is wel dat de wisselwerking met de beeldende kunsten in de vorm maar ook in de manier waarop makers hun theaterwerk in een bredere kunsthistorische context zetten, minder aanwezig is. In ‘mijn tijd’ verhielden we ons minder allen tot het medium theater of enkel tot theaterspelen. Het streven was toen echt een autonome taal creëren – een heel uitgesproken artistieke taal die niet met andere artistieke talen te vergelijken was. Het pastte natuurlijk bij de uitlopers van postdramatisch theater waarin dat esthetische voorop stond. Dat lijkt nu minder aan de orde. Echo Beach en My Nemesis zijn daar wat mij betreft de uitzonderingen op.

EC
Op vlak van vorm biedt deze lichting opnieuw een bijzonder mooi palet van verschillende manieren van spelen, van een well-made-play tot tekstloos theater, van monoloog naar locatietheater, van mime naar stand-up comedy. Ik voel in deze generatie echt een zoektocht naar wat de beste vorm is om hun inhoud in te vatten.

 
Simon Van Schuylenbergh is performer en theatermaker. Hij is de drijvende Kracht achter de collectieve theaterpraktijk Ne mosquito pas en Anal Pompidou. Hij studeerde in 2017 studeerde hij af aan KASK Drama.
 
Evelyn Coussens is freelance cultuurjournalist voor De Morgen en verschillende cultuurmedia waaronder Ons Erfdeel, rekto:verso, Staalkaart en Etcetera (waar ze ook in de grote redactie zit).
 
publicatie, 10.2025
tekst: Frederik Leroy
 
Voor deze Graduation-publicatie gingen afstuderende studenten in gesprek met schrijvers, docenten en elkaar. De teksten zijn een greep uit de vele boeiende verhalen waaruit deze afstuderende generatie is samengesteld.