Hannah De Bie, Erin De Schepper, Hans Druart, Luc Deschepper
Berg en Bijloke spreken
Hoe vaker weg te stappen van het plat vlak? – Hannah De Bie
Niets is hier van mij en toch ben ik bij alles betrokken. – Wim Cuyvers
Een vraag en een allesomvattende quote vatten wat volgt samen. Studenten landschaps- en tuinarchitectuur Hannah De Bie en Erin De Schepper sloten hun opleiding op de Bijloke af met een week lange studietrip naar een afgelegen berghelling in de Jura. Sinds 2022 organiseert de afdeling jaarlijks de workshop "Montavoies". Dit is de naam van de berg aan de rand van de Franse Jura waar Wim Cuyvers in 2005 een grote lap (economisch waardeloze) grond opkocht. Hij maakte er Montavoix van—of hoe “Mont à voies” met zijn eeuwenoude paden ook een berg is die spreekt. Sindsdien werkt hij er aan zijn refuge, een toevluchtsoord voor mensen die er nood aan hebben. De plek staat open voor iedereen, maar in het bijzonder voor die die aan de rand van de maatschappij staan. Cuyvers is architect-kunstenaar, verteller-speleoloog, forestier-gardien. Als wettelijke landvoogd is hij zo goed als altijd ter plaatse om zorg te dragen voor refuge en berg, alsook voor de mensen die hij er ontvangt. Wie komt, gaat samen met hem aan het werk.
Wat heeft die berg de studenten gebracht en hoe hoogt deze eventueel ook hun blik op de Bijloke op? Wat hebben deze twee landschappen al dan niet met elkaar gemeen en wat kunnen we ervan leren? Een oefening in het heen en weer schuiven van een (beeld van een) berg op een school- en kunstensite. Wat is het nu en ook, hoe zou het kunnen zijn? Net voor hun afstuderen vonden we in deze vragen aanleiding voor een gesprek. Hun docenten Luc Deschepper en Hans Druart en redacteur Liene Aerts schoven mee aan tafel. Gesprek werd brainstorm.
We starten op de top van de berg
LIENE AERTS
Hoe ziet een dag op Montavoix eruit? Wat doet Wim, wat doen jullie?
HANNAH DE BIE
We herstellen het landschap, denken na over wat herstel is. Ik denk dat daar de grootste connectie met ons vak ligt. Het is verrijkend om een week lang op één en dezelfde, relatief kleine plek rond te kunnen wandelen, samen met vijftien andere studenten en twee docenten, op de flank van een berg.
ERIN DE SCHEPPER
En daarom te kunnen focussen op het ‘er zijn’, het observeren, het luisteren naar de plek en naar dat wat Wim erover te vertellen heeft.
HANNAH
Normaal wandel je voorbij een landschap, maar nu verblijf je er met iemand die die plek al zolang kent, ons op historische elementen en oude patronen wijst. Bijvoorbeeld, dit zijn de logische lijnen die de mensen vroeger van hier uit de refuge (vroeger een boerderij) naar het dorp volgden en deze kunnen we als volgt herstellen. Het observeren van een landschap, en dit tot in detail, dat neem ik sowieso mee.
HANS DRUART
Wim is een ongelooflijke verteller. Hij doet de juiste vragen stellen, doet nadenken. Alles gaat op het gemak waardoor er ook tijd en ruimte is om na te denken. In de refuge is er geen elektriciteit, geen stromend water, geen wifi. Het is allemaal basic. Er is geen superconcreet iets, behalve het gegeven dat je er samen met Wim en de anderen bent en aan iets werkt. Het leek het een interessante plek voor onze studenten, want wat doe je daar: letterlijk mee helpen werken, met de handen en de voeten in de aarde. Wim neemt je mee van micro- naar macroniveau: hij legt aan de hand van kaarten de site uit, maar bewandelt ze ook. Je wandelt de kam af om te leren kijken hoe het landschap, met kammen en dalen, in elkaar zit. Je wandelt de open corridor onder de hoogspanningslijn af, van berg naar berg, zoals de dieren instinctief doen. Hij beheert, ontvangt, kookt en geeft richting zonder richting te geven. Hij noemt zichzelf de gardien of de forestier, afhankelijk van welke rol hij op dat moment inneemt. Nog voor hij het terrein kocht was hij als architect sterk bezig met de vraag: wat is publieke ruimte? Hoe maak je dat toegankelijk voor iedereen? Deze vragen staan centraal, in het kort gezegd, samen met Wim kan je hier dagenlang over theoretiseren.
LIENE
Jullie spreken over “het luisteren naar”, “het werken daar” of “we hebben onszelf aan het werk gezet”, zou je hier nog meer in detail op in kunnen gaan?
ERIN
De eerste dag maakten we een rondwandeling over het ganse terrein om het te verkennen, langs de grenzen en binnendoor, om te kijken wat er al was en wat er nog gedaan kon worden. De dag erop creëerden we weiland. Wim liep voor ons met een bosmaaier, door de woestenij en ruigte, rooide hier en daar bomen. Wij raapten alles op en verzamelden het in takkenwallen aan de kant. Hij wil bepaalde stukken bos openmaken, waarna paarden al grazende mee aan onderhoud kunnen doen. Bos en struik schieten er namelijk heel snel op. Een andere groep probeerde om vanop een steile bergflank een horizontaal pad uit te graven, aan te leggen door aarde aan te stampen. Nog een andere groep maakte wegen vrij die al langs diezelfde bergflank kronkelden. Deze paden hebben de neiging om telkens terug af te vlakken, je moet ze dus telkens terug uitgraven, tegen de berg in. Een berg wil altijd opnieuw hellen en dichtgroeien. Hier als mens tegenin gaan vergt constante arbeid.
HANNAH
Bij Wim is er nooit een begin of einde. Je haakt in op het werk van je voorganger.
HANS
Op een plan heb je snel een lijn getekend van waar een pad moet komen. Tot je op die flank zelf staat en dan voel je: “oei, dat komt hier niet goed.” Dan moet je gaan kijken naar waar je precies naartoe wil, hoe snel je afdaalt, hoe je beneden aansluiting maakt. Dit geeft pas echt inzicht in een landschap, een landschap met reliëf en afwatering. Zaken die je moet voelen, zien en die zich niet zomaar van een kaart laten lezen. Wat het waardevol maakt.
ERIN
Dit gaat tot op het niveau van bomen die als traptrede dienen. Pas door enkele diktes uit te proberen, begin je te voelen wat het beste werkt.
Een opstap naar de Bijloke
LIENE
Jullie spreken over “het opnieuw weiland maken van het opschietend bos als het doel” wat me doet denken aan hoe ‘goed’ wij zijn in het naar onze hand zetten van landschappen. Waar de Jura voor de helft bebost, ruig en uitgestrekt is, is de Bijloke een bevattelijk vlak en beheerd, door water omsloten en gesloten gebied. Vanaf de dertiende eeuw kende de Bijloke, toen nog een verzameling drassige weilanden of meersen, een lange periode van ziekenzorg. Vanaf de jaren tachtig kreeg de Bijloke een nieuwe (in)richting, van zorgsite naar kunstensite. Het Pauli-hospitaal werd kunstacademie (KASK), de oudste ziekenzaal werd concertzaal (Muziekcentrum Bijloke), abdij werd stadsmuseum (STAM), het huis van de abdis met daarna materniteit werd bibliotheek (Kunstenbibliotheek),… Na zeven trage eeuwen kreeg de site op deze manier op slechts veertig jaar tijd een heel nieuwe skyline met totaal andere invullingen en gebruikers. De laatste jaren voel ik duidelijk een nieuwe soort wind die op deze ‘kam’ inwerkt. Er wordt nu minder gemaaid en gesnoeid en meer gekeken en afgetast. Of vanuit mijn ervaring binnen de tentoonstellingswerking bekeken, van: studenten graven putten en maken bergen, in de natuur, maar niet in overleg, over ‘het hoofd’ van de grond heen. Naar: in gesprek gaan wanneer deze voorstellen komen en hierbij vanuit het perspectief van ‘de huid’ van de aarde proberen te redeneren. Met daardoor vaak een andere, minder invasieve bodemaanpak. Daarom werd TASK opgericht, een initiatief van de dienst infrastructuur en de afdeling landschapsarchitectuur. Luc, jij trekt dit mee, hoe zou jij het “doel” van ons huidige tuinbeleid omschrijven?
LUC DESCHEPPER
Dan kijk ik naar Montavoix. Wim is waakzaam en stelt zich de vraag: hoe bewaren we het evenwicht? Wij lopen hier als mens rond op de aarde, vullen die voortdurend in en de ontwikkelings- en herstelmogelijkheden van de natuur hinken achterop. We hoeven zeker niet 2000 jaar terug, maar het gaat toch om een stuk afstand te nemen van dingen die we hebben ingepalmd. Zo trachten we ook onze campustuinen te benaderen: we kijken eerst naar wat er vanzelf komt en pas daarna kijken we naar in welke mate, als het echt moet, daarop ingespeeld kan worden om de ontwikkeling te bevorderen. Enkele van onze tuinen waren vroeger hooiland en deze worden sinds enkele jaren naar hun oorspronkelijke staat teruggebracht door zeisdagen voor de studenten te organiseren. Gezien de positieve evolutie en het enthousiasme waarmee deze aanzetten onthaald worden, willen we meer buitenactiviteiten inrichten de komende jaren, vanuit de ateliers. Hiervoor kijk ik weer naar de aanpak van Wim: efficiënt plannen en organiseren maakt geen deel uit van zijn praktijk, maar hij heeft wel steeds een richting voor ogen, met de trage ontwikkelingstijd van de natuur mee.
Binden met de Bijloke
LIENE
Onze site telt meer vierkante meters binnen- dan buitenruimte. De tuinen vormen het publiek ‘hart’ van de campus, maar toch dragen ze, met één uitzondering, geen namen. Ze verdienen meer aandacht besluiten we dan en dus willen we in actie schieten… Hier weer dat, vind ik, moeilijke zoeken naar evenwicht: hoe laten we dingen gebeuren zonder al te veel vaste structuur terwijl we hier met een school en opleiding zitten die gericht zijn op planmatig denken?
LUC
Dit is iets dat veel mensen graag willen: zekerheid over de toekomst, kunnen toewerken naar een zogenaamd eind- of streefbeeld. Je weet niet wat of waar het zich zal ontwikkelen, maar je weet wel en dit is het cruciale: het zàl ontwikkelen, want je laat de natuur aan zet, het komt goed. Eenmaal de put gegraven is, en op voorwaarde dat je er vanaf blijft, creëer je ook weer nieuwe ontwikkelingskansen voor de natuur, met een natte situatie beneden en een droge vanboven, of een warme droge zuidkant waar de insecten een geliefd plaatsje van maken. Het is het gestructureerd, resultaatgericht, menselijk denken dat we moeten lossen. Het is een lastige contradictie met hoe we opgeleid worden: je maakt een tekening om daar vervolgens naartoe te streven in de realiteit. Terwijl het twee werelden zijn.
LIENE
Ik heb dit soort inzichten als een heel interessant bewustwordingsproces ervaren de afgelopen jaren. Zouden ook de studenten meer op specifieke praktijkcasussen kunnen werken, precies vanuit dit inzicht? Bezieling, beleving en inleving naast inrichting. Of hoe zien jullie dit als afstuderende studenten na hier drie jaar doorgebracht te hebben? Hoe ervaren jullie deze plek?
HANNAH
Als je hier toekomt, voelt het niet aan als een school, eerder als een door groen omgeven inspiratieplek. Doorheen de jaren en lessen heen groeide het besef dat er te veel beheer is. Denk maar aan de manier waarop sommige bomen verkeerd of te veel gesnoeid werden. Je krijgt voorbeelden aangereikt zoals “kijk naar die boom, struik en grasveld daar, kijk naar hoe die zich ontwikkelt” terwijl je erop zit te kijken. De opleiding hoort hier zeker thuis.
LIENE
Hoe zien die lessen er dan uit, maken jullie wandelingen waarbij je bij de kleine en grote dingen halt houdt?
ERIN
Naast het wijzen op planten, kregen we hierbij ook technieken aangeleerd. In het eerste jaar heb ik ooit nog één van de appelbomen staan opmeten, je had mij gezegd dat ik dit soort boom veel te klein getekend had op plan.
HANNAH
Met de meetlat! Je komt hier in je eerste jaar toe en je hebt geen gevoel van schaal. Je tekent de bomen op plan vaak te klein met een diameter van 2 à 3 meter. Je staat er niet bij stil hoe groot een boom in vergelijking met een gebouw bijvoorbeeld uitgroeit. Dan gingen we in het eerste jaar, in één van de eerste lessen, met zo’n heel grote uitschuifbare lat de bomen opmeten hier. Blijkt dat die 15 meter en hoger zijn!
LIENE
Zoals wat je eerder zei over het bekijken van de plannen in het Juragebied en hoe anders het is om ter plaatse te staan. Vanuit de ervaring kan er dan weer teruggekoppeld worden naar het plat gebeuren.
HANNAH
Het lijkt me waardevol om dit in de toekomst meer uit te denken binnen de opleiding, om af en toe expliciet weg te stappen van het plat vlak, in de projectweken bijvoorbeeld.
LUC
Onder andere naar aanleiding van dit gesprek dat mij zeer boeit spreekt het mij wel aan om de aanpak richting het nieuwe academiejaar weer opnieuw bij te sturen. Je kan ieder jaar opnieuw heropstarten. We zorgen ervoor dat de theorielessen met de werkelijkheid beginnen. Je moet eerst de werkelijkheid leren, dan moet je uzelf leren kennen. Wie ben ik als ontwerper en pas dan kan je starten met het maken van dingen.
LIENE
Misschien moeten we Wim eens uitnodigen op de Bijloke? Ieder jaar één van jullie wandelingen starten met een aanvullend, persoonlijk perspectief op onze werk- en studieplek. Hebben jullie nog ideeën?
LUC
Nog een voorbeeld van het teruggeven van ruimte aan de natuur zijn de ruime, cirkelvormige schuttingen onder de kruinen van de bomen in onze tuinen. Deze hebben als bedoeling daar niet meer te komen. Het zet een verandering in gang. Het is een uitnodiging om met een andere blik naar het ons omringende groen te kijken. Wat is mooi, netjes en proper? En wat is dan niet mooi? Zo viel me pas iets op in de glazen gang: aan de kant van het terras van het KASKcafé maaien we niet meer wat langs binnen bekeken een ‘mooi’ beeld gaf, maar langs buiten vond ik dit minder mooi. Het deed me denken aan een ingekaderd werk. Haal de glasplaat weg en je hebt iets anders. Natuur als een plaatje. Ik ga hier als oefening bij de start van het jaar iets mee doen met de studenten. Zoeken naar de schoonheid in bijvoorbeeld een brandnetel. Denk maar aan de ecologische waarde ervan, en toch vernietigen we dit.
HANNAH
Dit is ook een psychologisch gegeven. In het boek De tweede gids voor natuurinclusief ontwerpen schrijft bioloog en landschapsarchitect Maike van Stiphout over hoe mensen overtuigd kunnen worden om het onkruid, bijkruid liever, te laten staan en dus tot een biodiverse omgeving te komen. Als je het gewoon laat groeien, zien mensen iets lelijks en vuil. Maar door een subtiel randje rond een stuk bloemrijk grasland te maaien, geef je wel aan dat ernaar gekeken wordt. “Het is niet achtergelaten dus het is ok.” Blijkbaar mag iets pas verwilderen vanaf dat er een kader rond getrokken wordt.
LUC
Het wordt acceptabel, misschien omdat ze hierbij een connectie met een ander mens zien?
HANS
En ook betrokkenheid, dat mensen zich bewust worden van wat hun eigen rol is.
Een wild Bijloke
LIENE
Dat wat verwilderd en achtergelaten wordt, brengt ons terug bij Wim. Volgens hem moet publieke ruimte een plek kunnen zijn om je te verbergen.1 Is er op de Bijloke ruimte voor dit soort verwildering?
HANNAH
Wim heeft aandacht voor plekken die niet algemeen aanvaard worden, de rug toegekeerd worden. Zo bestudeerde hij met studenten plekken naast de snelweg waar prostituees en drugs te vinden zijn. Hij vraagt om dit soort grensruimtes niet volledig te elimineren tijdens het ontwerpen. Hoe kunnen we nu vanuit deze gedachte naar de Bijloke kijken?
ERIN
Ik vind de Bijloke besloten, maar evenzeer open. Ik denk dat dit wel past binnen zijn theorie van een publiek toegankelijke plek. Hier wordt ook ’s avonds en s’ nachts rondgehangen. Er gebeuren dingen die op andere plekken in de stad niet kunnen gebeuren. Het heeft veel interessante hoekjes en kantjes.
LIENE
Sinds corona is de site steeds meer een hangplek geworden: beschadigde kunstwerken, ravefeestjes op de esplanade of een dakloze die hier beschutting zocht. De nachtkant van de Bijloke heeft een geur en die kan je sindsdien op maandagochtenden in de open gaanderij naast de ingang van de Kunstenbibliotheek gaan ontdekken. Als je de deur opendraait, stap je de plakkerige sporen van het weekend zo mee naar binnen.
HANS
Interessant, er is nood aan dit soort plekken binnen een stad. Zo te horen biedt de Bijloke de kans om zo’n plekken te vinden. Wil je dat dan houden of niet? Vanaf dat je het gaat stimuleren, interageer je en dat is dan ook weer niet nodig, maar het potentieel is er wel en dat maakt het net boeiend. Wat is een hangplek? Zijn dat jongeren die hier met blikjes bier komen zitten, gaat het over drugsgebruik? Ik zou het wel interessant vinden om dit eens in kaart te brengen. Het doet me denken aan het verhaal van Wim van de graffiti. Jongeren vonden op Montavoix een overhangende rots waar ze graffiti op aanbrachten. Vandalisme volgens de buren, een hedendaagse vorm van rotstekeningen maken volgens Wim. Hij ziet er een soort van oerbezigheid in. Het gaat over de mens die mogelijkheden zoekt om verborgen z’n ding te doen, of het nu graffiti op een rots, vandalisme of een plakkerig paar schoenen is.
1 Publieke ruimte is de niet-gecontroleerde ruimte. Publieke ruimte is de ruimte van het verlies, niet de ruimte van de winst. Publieke ruimte is de ruimte van het ‘zijn’, vol verspilling en gekken. De publieke ruimte ruikt naar urine. Publieke ruimte is de ruimte waar diegenen gaan die in nood zijn. Wij hebben allemaal nood aan overtreding, aan ruimte voor de overtreding, aan publieke ruimte, wij zijn allemaal noodlijdend en kwetsbaar. Via de ruimte is een niet-talig of is het een voor-talig spreken mogelijk. Ik kan jou aanraken, voor een ogenblik doorheen de (publieke) ruimte. Ruimte, publieke ruimte is dé interface. Misschien is gemene ruimte een beter woord voor publieke ruimte.” Enzovoort. De definitie van de publieke ruimte van Cuyvers groeit punt per punt aan op zijn website.
Tekst: Liene Aerts