nlen

Een uitwisseling van gedachten tussen Eva Jacobs, Jana Coorevits en anderen. Eva opent het gesprek aan de hand van enkele quotes, Jana haakt erop in terwijl ze het werk van Eva in zich opneemt.

“The unraveling of a torment: you have to begin somewhere: the color blue, the damage is repairable”, schreef Louise Bourgeois. “Here is the beginning of necessary violence”, antwoordt Kathy Acker.

Jana Coorevits
“The damage is repairable” – ik denk aan je gehavende zwarte truitjes. De geweven foto van je moeder die daarboven hing, raakte mij. Vooral de handeling van het weven die erin zat deed iets met me: een beeld traag en met zorg opbouwen, een traject afleggen met een fotografisch beeld en het daarmee nieuwe betekenis geven.

De blik van je moeder was ooit gericht op de camera. Tijdens het weven echter, tijdens jouw herinterpreteren van het fotografisch beeld, richt haar blik zich steeds meer naar jou. Jullie kijken elkaar aan. Die dialoog of verbinding komt voor mij tot stand door de handeling die je stelt om je beeld te maken.

“I was once foolish enough to believe knowledge would clarify, but some things are so gauzed between layers of syntax and semantics, behind days and hours, names forgotten, salvaged and shed, that simply knowing the wound exists does nothing to reveal it.” (Ocean Vuong)

Als ik naar je werk kijk, lijk ik toegang te krijgen tot een mentaal landschap waarin niet door middel van taal en denken tot beeld wordt gekomen. Is weven voor jou een manier om te onthullen?

Elke draad die ik inreeg begon zichzelf aan mij voor te stellen als een nieuw onderdeel van mijn mama dat ik moest identificeren en erkennen. Alsof ik haar bestaan op deze manier probeerde te ontplooien. Door de draden in een nieuw overzichtelijk patroon te weven leek ik haar effectief te onthullen. Alsof dit mijn manier was om haar beter te leren begrijpen en zo een meer comfortabele plek in mijn leven te geven.

Mama’s maniërisme tot in de diepste diepte uitpluizen bleek een onhaalbare zaak te zijn. Toch dacht ik het even te kunnen. Zo werd het weven stilaan verdwalen in de wildernis die mijn mama voorstelt.

Weven betekende de confrontatie aangaan. Enkel tijdens dagen van hoogmoed kreeg ik dit voor elkaar, zonder emotionele brokstukken. De weefsels vormden zich tot fysieke en stille getuigenissen van een rouwproces. Elk stuk presenteert zichzelf nu als een portret van mama, gecensureerd door mijn eigen blik. Onmogelijk haar los van mezelf vast te leggen, laat staan te doorgronden.

“There is a process of self-censorship, perhaps unconscious, of what should be spoken and what remains unsaid, what should be seen and what is left for interpretation,” vertelt Iman Mersal in het boek How to Mend: Motherhood and Its Ghosts.

Weven werd mijn taal van verwerking. In die zin was het weven emotioneel zwaar. Ik moest beginnen met mama in de ogen te kijken. Onze relatie benoemen met de juiste woorden. Gestolde korsten openkrabben. Gestopte truien terug ontrafelen. De beschadiging accepteren en omzomen. Dit laatste blijkt de eigenlijke opdracht te zijn.

“How do other mothers appear to their children? What is it you see, or don’t see, in a picture of a mother who belongs to you?” Deze vraag stelt Mersal aan zichzelf. Een vraag die standvastig in mijn hoofd blijft hangen. “How do mothers appear to their children?”

Mijn mama kijkt mij recht en doordringend in het gezicht.

JC
“Vandaag draag ik het hemd van mijn mama.
Vandaag draag ik de jurk van mijn mama.
Vandaag draag ik de sjaal van mijn oma.”

In een logboek houd je bij hoe je een tijd lang de kleren van je moeder en grootmoeder draagt. Na het overlijden van je grootmoeder verblijf je vier dagen in haar huis, draag je haar kleren en ga je in de houdingen liggen waarin ze vaak lag terwijl jullie gesprekken voerden. De camera zet je neer op de plek waar jij vroeger zat tijdens die gesprekken.

Op de vraag “How do mothers appear to their children?” lijk je een antwoord te formuleren door een spel met blikrichtingen, waarin je jezelf inleeft in één van de drie personages binnen jouw verhaal. Je zoekt niet alleen uit hoe het voelt om op hun plek, in hun kleren een blik te ontvangen, maar ook hoe het voelt om hen te bekijken vanop een afstand, met een medium (fotografie, weven) ertussen als buffer. Of je daarbij naar hen of naar jezelf kijkt, wordt diffuus; jullie smelten samen tot één lichaam.

In What I Loved schrijft Siri Hustvedt “The world passes through us - food, books, pictures, other people. (…) ‘Mixing’ is a key term. It explains what people rarely talk about, because we define ourselves as isolated, closed bodies who bump up against each other but stay shut. Descartes is wrong. It isn’t: I think therefore I am. It’s: I am because you are.”

Deze vermenging wordt tastbaar in jouw werk. Bij het bekijken van het beeld hierboven denk ik niet alleen aan jou en je grootmoeder, maar ook aan alle moeder-dochter-relaties die daaraan voorafgingen. Aan de gesprekken die wel of niet konden plaatsvinden en aan hoe elk verhaal evenveel weglaat als het onthult.

“Tell me about despair, yours, and I will tell you mine. Meanwhile the world goes on.” (Mary Oliver)

Ik hoor Jacques Douai zingen:
“File la laine. Filent les jours. Garde ma peine et mon amour.”

 
Dit artikel werd oorspronkelijk gepubliceerd in Graduation / Onrust, Publicatie, 10.2024
tekst: Jana Coorevits, beeldend kunstenaar