nlen

Frank Hollinga
Deconstructie van een reconstructie

Student instrumentenbouw Frank Hollinga bouwt een Cristoforipianofortereplica. Zoveel letters op een rij, dat vraagt om een kleine deconstructie. Het gaat dus om een reconstructie van een pianoforte van ene Bartolomeo Cristofori.

Spoedcursus instrumentkunde: eerst was er het klavecimbel, daarna de pianoforte, daarna de hedendaagse piano. Spoedcursus woordherkomst: piano (It. zacht) is een verkorting van pianoforte, pianoforte (It. zachtluid) is een verkorting van Gravecembalo col piano e forte, en gravecembalo, dat is dan weer Italiaans voor klavecimbel. Zo klavesimpel? Natuurlijk niet. Het woord piano stamt af van het Indo-Europese *pleh₂-, dat naast ettelijke klankverschuivingen een overdrachtelijke betekenisverruiming onderging van vlak naar zacht. Snappie? Net zo kent de familie van de toetsinstrumenten wel meer telgen dan we zo-even deden geloven (met de muselaar als het gekke neefje, al zijn ze vaak moeilijk uit elkaar te houden). Kortom, we stellen het allemaal wat eenvoudiger voor, dan het in werkelijkheid is.

*
In de historische taalkunde beduidt de asterisk het hypothetische, gereconstrueerde karakter van een taal.

Drie muzikanten aan het hof van Fernando de' Medici door Anton Domenico Gabbiani

Maar goed, dat luid en zacht een belangrijke rol spelen in de geschiedenis der klavieren weze uit bovenstaande wel duidelijk. Essentieel in het verhaal is ongetwijfeld de uitvinding van de pianoforte. In tegenstelling tot zijn voorganger, het klavecimbel*, was het instrument uitgerust met een hamermechaniek, waardoor voor het eerst dynamische verschillen mogelijk werden. Oneerbiedig gezegd: pling pling werd plong PLONG. Het belang van die (r)evolutie valt echter moeilijk te overschatten. Wat zouden de sonates van Haydn, Mozart en Beethoven immers zijn zonder dramatische fortissimo’s, ingetogen pianopassages of tegentijdse klemtonen?

* Geen grap: het klavecimbel is eigenlijk een mechanische luit, maar dan luider.
Het is precies door zijn volume dat hij vroegere en expressievere instrumenten van de grote podia dreef.

Uitvinder van de pianoforte was de Italiaanse instrumentenbouwer Bartolomeo Cristofori (1655–1731). Drie van deze instrumenten bleven bewaard. Het oudste dateert uit 1720, maar werd door de eeuwen heen aanzienlijk aangepast. Jammer, vond Frank Hollinga. Als masterproject trok hij daarom naar The Met in New York en bracht er het instrument in kaart. Door de meetresultaten te combineren met historisch onderzoek kwam hij, zij het met de nodige terughoudendheid, tot de blauwdruk van een instrument zoals Cristofori het ooit bedoeld moest hebben. Deze gloednieuwe ‘oudste’ pianoforte ter wereld wordt op dit eigenste moment door Frank nagebouwd in een atelier op de Nederpolder. We laten hem zelf aan het woord.

Pianoforte uit 1720 van Cristofori, courtesy: Metropolitan Museum of Art

FRANK HOLLINGA
De allereerste vermelding van de pianoforte vinden we in een inventaris van de instrumentenverzameling van de familie de’ Medici uit het jaar 1700: “Arpicembalo di Bartolomeo Cristofori di nuova inventione, che fa’ il piano, e il forte”. Inzicht in de vroegste ontwikkelingen van het instrument krijgen we echter pas in een artikel van Scipione Maffei uit 1711 in de Giornale de’letterati d’Italia: “Nuova invenzione d’un Gravecembalo col piano e forte (…)”. Daarin is een schets te zien van Cristofori’s eerste archaïsche hamermechaniek.

Uit andere bronnen blijkt dat Cristofori al rond circa 1700 met zijn uitvinding moet begonnen zijn. Jammer genoeg zijn er maar drie fortepiano’s van zijn hand overgebleven. Naast de oudste uit 1720, die ik reconstrueer, is er nog een uit 1722 en 1726. Hoe dan ook was Cristofori duidelijk de vader van de piano. Van zodra zijn uitvinding brede bekendheid verwierf, kwam de ontwikkeling van de piano vanaf de 2de helft van de 18de eeuw in een stroomversnelling.

Afbeelding van de hamermechaniek uit het artikel van Mafffei uit 1711

Het project begon met het in kaart brengen van de huidige staat. Met behulp van de computer, honderden foto’s en berekeningen heb ik een 1:1 tekening gemaakt. De volgende stap was de vermoedelijke originele staat van het instrument in elkaar te puzzelen. Dat gebeurde aan de hand van berekeningen en talloze vergelijkingen met Cristofori’s overige instrumenten (7 gesigneerde, 3 aan hem toegeschreven). Daaronder bevinden zich ook de twee jongste piano’s die minder zijn aangepast dan hun voorganger uit 1720. Kennis van de ontwikkelingen van de muziekinstrumentenbouw en de historische context kon daarbij uiteraard niet ontbreken. Zo moet men het bereik van deze pianoforte (oorspronkelijk FF, GG, AA – c3) aan het eind van de 18de eeuw eeuw als belemmerend hebben ervaren, waardoor men de laagste vijf toetsen heeft opgeofferd om het hoge register mee uit te breiden (huidige bereik: C-f3). Die ingreep had vanzelfsprekend grote gevolgen voor brug en frame.

Het grootste verschil tussen de 1720 piano en de andere twee is het ontwerp van de pianomechaniek (of hamermechaniek). In de huidige staat zijn de toetsen progressief verkort, van de bas tot in de discant. Daardoor komt heel het ontwerp van de hamermechaniek scheef te liggen. Bij de andere twee ligt die horizontaal, oftewel, parallel met het toetsenbord. Mijn onderzoek, begeleid door docente Kerstin Schwarz, toonde aan dat dit in het exemplaar uit 1720 ook het geval moet zijn geweest. Dit werpt een licht op Cristofori’s late carriére als instrumentenbouwer. Hij had een duidelijk ontwerp voor ogen en experimenteerde later alleen met verschillende details om zijn uitvinding te perfectioneren. Dit alles met het oog op de verfijning van de muzikale expressiviteit, om de muziek zo goed mogelijk te vertolken.

 
Dit artikel werd oorspronkelijk gepubliceerd in Onrust, Magazine °9, 03 – 09.2019.
Tekst: Régis Dragonetti & Frank Hollinga