nlen
zonder titel, Carrara 2015, foto: Willem Vermoere

Gent – Carrara – Gent

Al meer dan tien jaar reist de beeldhouwklas naar Carrara af. Ze bezoeken er de wereldvermaarde marmergroeven, maar ook studio’s en andere bezienswaardigheden. In de Zwarte Zaal vindt in november een tentoonstelling plaats die een licht werpt op deze traditie. Hieronder vertelt docent en bezieler Isidoor Goddeeris over zijn liefde voor marmer. 

Bodegon, foto: Willem Vermoere

Docent fotografie Willem Vermoere en Paul Demets vertellen het verhaal over een steen en een foto. Ten slotte vertelt Simon Masschelein ons nog iets over een ‘artificieel wereldwonder’.

 
Gedicht: Paul Demets

Telomeer (Tellaro)

La Republicca, foto: Willem Vermoere

Duik op. Leg een steen aan de voeten
van een man. Leg hem voor, maar gun hem
geen vuile blik. Laat de materie verteren.

Hij vergeet het water en opent zijn
geslotenheid. Ruik je de zee? Hij spant
zijn witte spieren. Zo glad. Uit zijn hardheid

vloeit vlees. Nu hij uit het water
verdwenen is, draait de vis rondjes
rond het weggenomene, mist zijn paaiplek.

De vooravond leest onverschillig verder,
bladert in de achtergebleven krant. Hij wordt
marmer en graaft zijn voeten in het woordzand.

 
Tekst: Isidoor Goddeeris

Ode aan weerbarstigheid

Les siècles décisifs, foto: Willem Vermoeren

Op jonge leeftijd al volgde ik een grondige opleiding steenhouwen en beeldhouwen bij Monument Vandekerckhove. Dat is een restauratiebedrijf gespecialiseerd in monumentenzorg. Het vuur en liefde voor het vak van mijn leermeester en collega Roger Gadeyne bleek zeer besmettelijk. Van hem leerde ik de finesses van het ambacht. Later trok ik op eigen houtje naar Italië, op zoek naar meer kennis over het bewerken en beeldhouwen in marmer. En waar beter hee te gaan dan Carrara, het Mekka van het marmer. Ik werkte er in historische ateliers als Laboratori artistici Nicoli, waar grote namen van Henry Moor tot Louise Bourgeois en zelfs onze ‘vriend’ Jan Fabre opdrachten lieten uitvoeren. Het is moeilijk niet verliefd te worden op Italië: het prachtige landschap, de sublieme marmers, de sympathieke inwoners, la Cucina Italiana. Jarenlang keerde ik er terug, zodat ik ondertussen ook de taal spreek.

Waarom überhaupt met marmer werken? Er zijn wel honderd redenen om het niet te doen! Ten eerste, is het loodzwaar werk: schijven, slijpen, schuren, kloppen… Van lawaai en stof mag je ook al niet terugschrikken. En dan zwijg ik nog over het materieel. Met zulke gewichten heb je vaak een heftruck of ander aangepast vervoer nodig en ook exposeren vergt nogal wat mankracht. Verder is een atelier met buitenruimte eveneens onontbeerlijk. Sja, en dan heb ik het nog niet eens over de prijs van marmer gehad. Verre van gratis. In België is het trouwens moeilijk te verkrijgen… Maar alle weerspannigheid ten spijt: ik hou ervan! Het is een prachtig materiaal, waarvan er duizenden soorten bestaan, in alle kleuren. Door zijn buitengewone uitstraling wil je het meteen aanraken. Ik niet alleen. Al eeuwenlang is het betast en bewerkt door de meest beroemde beeldhouwers. Ook in de hedendaagse kunst is het opnieuw een zeer gewaardeerd materiaal: Michelangelo Pistoletto, Giuseppe Penone, Mike McCarthy enzovoort. Een deel van de bewondering, denk ik, komt voort uit de moeizame bewerking ervan. Het heeft iets van een strijd. Dat gevoel wil ik graag delen met geïnteresseerde studenten. Een waar genoegen.

 
Tekst: Simon Masschelein

Buco della luna

foto: Simon Masschelein

Een plaats, een artificieel wereldwonder dat, verscholen achter zijn haren, zit te loeren naar het dorp. Ze volgt de vrachtwagens van de industrie. Ze voelt het marmerstof dagelijks op zich neerstrijken vanaf de hogere buurman. En hoort de steenrollen als een af en toe gesnurk. Een personage, één of andere god. Maar als je heel goed kijkt, zie je zijn ziel door het spleetje van zijn oog langs waar hij lonkt. Zie je hem even verschijnen, en maakt het je benieuwd naar hoe het zou zijn ermee te praten.

Een oud weggestorven betongebouw, gebouwd als cementfabriek in de jaren 50 en toegangspoort tot de groeve waar dit cement gemijnd werd. Gebouwd op een steile helling. De bewapening was even uitwendig als inwendig aanwezig in het beton, wat getuigde van zijn vele en ruwe levensjaren. Zijn pijlers die als stabiele sierlijke voeten zijn driehoekige hoofd dragen op een speelse manier, als iemand die verliefd maar vol zelfvertrouwen zit te staren. Leunend op de wand van haar hand, met een lichte nonchalance in haar vingers, zichtbaar door een lichte buiging, die natuurlijk niet in een vinger gevestigd zit. Steunend op ellenbogen of knieën die gespleten zijn, vol kloven door de druk die al zolang erop uitgeoefend werd. Gebarsten beton met af en toe een raampje, waardoor je ziet dat massieve blokken marmer puur door hun gewicht het gebouw rustig laten imploderen. Cementpegels die als stalactieten aan de onderkant hangen.

Men noemt deze plek ‘Buco della luna’: ‘het gat van de maan’.

Een bosweg die vertrok na een bordje dat vertelde MOONTEK, voerde je naar de zijvleugel van de fabriek, waar je direct de immense populariteit van graffiti ontdekte. Een trap door het monument, alsof je jezelf bevond in een scène van een Lord of the Rings-film, waarin je als personage een tocht door de mijnen van Moria deed, voerden je kronkelig terug naar het bos op de steile helling. Wat hogerop was er een gat in de rotsmuur. Een tunnel. Als je erin stapt kan je de ruimte voor je niet zo goed begrijpen, en de wand blijft in de hoogte oplopen, tot je eindelijk je eerste voet uit de tunnel zet, en de lucht ziet.

foto: Simon Masschelein

‘Buco della luna’ is een oude cementgroeve, waar de mens te diep in heeft gegraven waardoor de top eruit is gevallen, met als resultaat een holle berg met een gat in vanboven. Dat biedt mogelijkheden voor de zon maar ook voor de maan om licht te werpen tegen de rotswanden, die nog lichte sporen tonen van het snijden in de berg. Rondom rond duwen de wanden druk naar binnen, isoleren je voor wind en voor geluid. Enkel wat fluiten van wind of vogels en wat piepen van vleermuizen of wat zoemen of kriebelen van insecten. Maar toch lijkt alles doffer daarbinnen, alsof je oorstoppen in hebt of te diep gedoken hebt of te hoog gevlogen zonder dat je pijn of ongemak of iets in je oren ervaart. Door de omvang van de oppervlakte van de bodem, is het onmogelijk in te schatten hoe hoog de wanden boven je uittorenen. Begin te wandelen, en je krijgt het idee dat de ruimte een illusie is en je hem uitrekt terwijl je stapt. Enkel wanneer je één kant van de wand beklimt, en dan naar een partner beneden kijkt tegenover de muur voor je, krijg je al een iets helderder idee.

Een plaats, een artificieel wereldwonder dat, verscholen achter zijn haren, zit te loeren naar het dorp.

De zijkanten van de wanden bestaan uit lage muurtjes beton, maar binnenin groeien bomen en struiken, wat meer het gevoel van een oase in een holle berg geeft. In het midden van de oppervlakte is er een kring van stenen rond een cairn van stenen gebouwd, met rode letters op. Ze deden me denken aan de sculpturale vogelverschikkerachtige wegwijzers in Noorwegen. Stenen stapelingen met erop een rode T geschreven. Je werd altijd gelukkig wanneer je deze cairns aan de horizon zag opdoemen. De enige methode om gecombineerd met een kompas structuur te behouden in dit landschap.

Dit was precies een soort overblijfsel van een creatie voor een of ander ritueel van een of andere sekte. Maar dan te gemaakt en afgeleefd, op een manier die mensen marginaal zouden vinden om ook maar een of andere spirituele waarde te bezitten.

Men noemt deze plek ‘Buco della luna’: ‘het gat van de maan’. Wanneer de maan rechtstreeks in het gat kijkt, reflecteert het licht op de overblijvende witte tinten van de marmeren wanden. De zon zou dit ook kunnen doen, maar een reflectie van maanlicht op marmer functioneert beter, omdat al de rest dan donker is. Je krijgt een witgloeiend landschap. Als een gesmolten zilveren metaal.

 
Dit artikel werd oorspronkelijk gepubliceerd in Onrust, Magazine °8, 01 – 02.2019.