nlen

Interview met decaan Filip Rathé

Sinds begin dit academiejaar heeft KASK & Conservatorium een nieuwe decaan. Zijn naam: Filip Rathé. Dat hij niet meteen iemand is die nodeloos de schijnwerpers opzoekt, wisten we al. Onrust besloot daarom de stoute schoenen aan te trekken en zelf maar eens op de deur van zijn kantoor te kloppen.

ONRUST
Dag Filip. We zouden zeggen ‘welkom’, maar je loopt hier uiteraard al een tijdje rond. Hoe ben je op onze school terechtgekomen?

Filip Rathé
Brrr, tempus fugit. Het klopt: ik loop hier al enige tijd rond. In 1983 ben ik beginnen studeren aan het KMC (toen Koninklijk Muziekconservatorium Gent genaamd) en ben zo aan de school verknocht geraakt.

Nog tijdens het afronden van mijn studies, in die tijd gebaseerd op zogenaamde ‘eerste prijzen’ – zo werden de diploma’s per vak of competentie genoemd – begon ik les te geven, aanvankelijk voor praktische harmonie, daarna als assistent neveninstrument piano, harmonie en muziekanalyse, dat soort dingen. Ik maakte daarom deel uit van de vakgroep muziektheorie en werd er na enige jaren ook voorzitter van. Wat later zetelde ik in wat de departementsraad van het conservatorium heette. Met de oprichting van de School of Arts werd ik vervolgens vakgroepvoorzitter muziekcreatie, daarna opleidingsvoorzitter muziek, en ten slotte vakgroepsvoorzitter klassieke muziek, vertrekkend vanuit een gevarieerde lespraktijk (inmiddels ook als docent kamermuziek en compositie) en een artistieke praktijk als dirigent en com-ponist. Ruim vier jaar geleden ben ik een engagement aangegaan in de Raad van de school of arts. Kort samengevat: ik heb de school stapje per stapje mogen leren kennen.

ONRUST
De muziekliefhebber kent je waarschijnlijk vooral als dirigent van SPECTRA. Is daar ook niet een Gentse link?

Filip Rathé
Ik heb SPECTRA opgericht samen met Geert Dhondt, toen medestudent en vandaag nog steeds een gewaardeerd collega. Op hem en onze cellist na waren de overige muzikanten echter geen studie-genoten. De link is er voornamelijk via de docenten bij wie Geert en ikzelf les volgden: Claude Coppens, Lucien Goethals en Herman Sabbe. De naam SPECTRA verwijst immers naar de SPECTRA groep uit 1963 waar zij deel van uitmaakten. Die SPECTRA groep verenigde voorvechters van eigentijdse muziek die mede aan de basis liggen van het Gentse IPEM (Instituut voor Psychoakoestiek en Elektronische Muziek) en dit in een periode waar het nog min of meer taboe was om dit soort ‘wanklanken’ als muziek te bestempelen. Daar hangen een aantal geestige verhaaltjes rond. Van oud docent Claude Coppens bijvoorbeeld die voor een student piano Anton Webern wou programmeren. Het secretariaat was overtuigd dat er een ‘n’ te veel stond en dat hij de romantische componist von Weber bedoelde. Het programma werd prompt gecorrigeerd teruggestuurd. Of de anekdote over Lucien Goethals, een voormalig docent muziekanalyse en voor mij een echt inspirerend mentor die onder andere nauw samenwerkte met Raoul Servais. Hij wou een boek over twaalftooncompositie ontlenen. Dat bleek echter altijd afwezig in de bibliotheek. Bij navraag bleek dat de directeur er beslag op had gelegd. Toen hij deze hierover aansprak, kreeg hij, in het Gents, te horen: ‘Goethals, ge zijt een goed element, maar laat u door deze gedachten niet verprutsen!’ (Lacht.) Maar wees gerust, dat is niet mijn idee van degelijk bestuur.

ONRUST
Je klinkt nog altijd heel gedreven. Waarom heb je nu gekandideerd?

Filip Rathé
Het klinkt melig, maar het is wel wat het is: ik doe het uit liefde voor de school, en waar ze voor wil staan. Een gelijkaardig engagement ervaar ik ook bij talloze collega’s en studenten. Toen de vacature werd opengesteld, hoopte ik dat iemand met een hart voor de kunsten en de vormgeving – die ook weet wat er in de effectieve praktijken speelt – zou kandideren. Van het één kwam het ander. Stilletjesaan begon de gedachte te rijpen: ‘Zal ik me hiervoor engageren?’ Aan mijn voorzitterschap van de vakgroep klassieke muziek heb ik tenslotte veel vreugde beleefd. Die vind ik in het bijdragen aan een bepaald project, in het kunnen faciliteren in functie van dat waar je in gelooft… Een vakgroep is natuurlijk nog iets anders dan een kunstschool, dat heb ik ondertussen wel ervaren, maar kijk, uiteindelijk heb ik de sprong toch gewaagd. Dat neemt niet weg dat ik oprecht heb getwijfeld, zowel aan het feit of ik hiervoor de juiste persoon ben als aan de persoonlijke consequenties. De toekomst zal dit uitwijzen.

ONRUST
Valt het dirigentschap van SPECTRA nog te combineren met de functie van decaan?

Filip Rathé
Qua tijdsbesteding is het absoluut een blijvende evenwichtsoefening. Ik verbind de verschillende aspecten van mijn engage-ment voor de kunsten reeds lange tijd. Akkoord, de werkdruk is nu wel anders, maar eigenlijk put ik er vooral inspiratie en energie uit. En, voor mij is het bewaren van een artistieke praktijk een absolute noodzaak om deze taak te kunnen vervullen. Het valt me lastig om het lesgeven zo sterk te reduceren, maar dat moet nu eenmaal. Ik geef nog slechts een fractie van de lessen die ik voorheen gaf, maar het lesgeven integraal loslaten zou zelfverloochening zijn. Ik hou het noodgedwongen uiterst beperkt, ook al mis ik het heel erg. Artistieke praktijk is voor mij fundamenteel. Ze is wat me vormt en wat me drijft. Ik wil ze dan ook gebruiken als bron van inspiratie en als metafoor.

Roger Norrington omschreef de taak als dirigent ooit als het scheppen van de voorwaarden opdat muzikanten vrij kunnen spelen. Deze job is in mijn ogen bij uitbreiding hetzelfde. Ik wil ervoor zorgen dat collega’s en studenten optimaal en in maximale vrijheid hun weg kunnen volgen. Als het goed loopt, laat het dan goed lopen. ‘If it ain’t broke, don’t fix it’. Grijp dan alsjeblief niet in. Verander niet om het veranderen an sich of om enige profileringsdrang. De taak van een ‘dirigent’ is dan niet meer dan een verfijnde balans maken tussen de verschillende spelers, het leggen van enkele accenten hier en daar, met aandacht en zorg voor hun inbreng. Wanneer zich echter een probleem voordoet, dien je de vinger op de wonde te leggen en zoek je samen naar een oplossing, maar steeds vertrouwend op de competenties van de spelers en hun professionaliteit. Dat heeft de praktijk me immers met vallen en opstaan geleerd. Je bent namelijk niet zelf pianist, violist of klarinettist. Als dirigent is het jouw taak om de musici te laten samenwerken vanuit en met respect voor hun talenten. Op die manier kan ook jij één van de medespelers zijn en net dat geeft voldoening. Ik weet het, het is de metafoor van een muzikant, maar ik weet wel te extrapoleren…

ONRUST
Daar zeg je ‘t. In onze school worden heel wat disciplines beoefend. Hoe vertrouwd ben je met al die verschil-lende velden?

Filip Rathé
Ik ben zeker niet op alle vlakken een connaisseur. Dat lijkt me trouwens onmogelijk, ook al droomt een naïef deel van mij hier nog steeds van… Het was in ieder geval een jeugddroom. Al valt het best mee, geloof ik. Ik ben behalve muzikant ook kunsthistoricus van opleiding (weliswaar met musicoloog als optie, ik pleit schuldig), maar vooral op de vloer ben ik met heel wat verschillende kunstvormen in aanraking gekomen en heb ik de kans gehad met vele kunstenaars actief te mogen samenwerken, zowel met theatermakers als met choreografen, beeldend kunstenaars en curatoren. Van het vaak langdurige en intensieve artistieke proces in deze samen-werkingen heb ik heel wat mogen leren. Kijk, als ik één ambitie heb is het te verbinden. Verbinden van studenten en collega’s binnen KASK & Conservatorium, binnen het geheel van HOGENT, maar met onaflatende en absoluut noodzakelijke aandacht voor particulariteit. Onze overeenkomsten lijken me immers vaak groter dan de verschillen. Belangrijk is mijns inziens dat we niet vertrekken vanuit een xenofobe reflex.

ONRUST
Hoezo?

Filip Rathé
Ik heb er geen afgelijnde theorie over, maar het is een denkoefening die me reeds geruime tijd bezighoudt. ‘Wat als…’ is niet alleen een oud TV-format, ik vind het een goede basishouding. Wat als we de kunst- en vormgevingspraktijken zouden uitzetten op een aantal (al dan niet traditionele?) continua: fysiek object versus ontastbaar vluchtig, statisch versus kinetisch, digitaal versus analoog, semantisch versus puur vormelijk, (sequentieel) tijdsgebonden of (schijnbaar) niet, illusoir eeuwig of intentioneel transitoir en vluchtig, met een langdurig individueel maakproces of collectief en on-the-spot…? Zouden we dan nog spreken van KASK & (!) Conservatorium, of van ontwerpen, vorm-geving, muziek, beeldende kunsten, drama…? Of blijft er enkel het audio-visuele over (glimlacht), eventueel met het tactielolfactorische in de pipeline?

Wat vooral opvalt zijn de grensoverschrijdende gemene delers. Dat klinkt wat raar in een zin buiten de geijkte context van de begrippen maar is daarom niet minder betekenisvol. Binnen en tussen de disciplines zelf zijn er ogenschijnlijk grote verschillen waarneembaar wanneer je daarop focust. Neem nu schilderkunst. Je zou kunnen zeggen dat die, in vergelijking met de toch wel ‘beeldende’ dans zeg maar, tegen een zogenaamde ‘statische pool’ van het spectrum aanschurkt, maar in termen van beweging kan je het werk van Jackson Pollock en dat van Mark Rothko moeilijk verglijkbaar bestempelen. En wat met het maken en daarna verwijderen van een mandala? Kortom, bepaalde onderverdelingen lijken me wat te scherp aangezet. In het verleden was dat lang niet altijd het geval. Je hoort vandaag veel over interdisciplinariteit, maar mij komt het voor dat we vaak slechts herenigen wat ooit een natuurlijke symbiose vormde.

ONRUST
Je zei zonet ‘collectief en on-the-spot’. Acht je zoiets relevanter dan – om het nu wat grotesk uit te drukken – de teruggetrokken eenling die jaren vijlt en polijst aan een oeuvre?

Filip Rathé
Misschien ligt zo’n minder sacrale praktijk, het eerste dus, wel meer in lijn met bepaalde maatschappelijke tendensen. Makers waarbij de kern van de praktijk uit samenwerken bestaat, staan in mijn ervaring door de band genomen meer open voor het slopen van muren dan deze met een sterk uitgesproken individuele praktijk. Maar dat is misschien een al te voorbarige veralgemening.

Ik hou hoe dan ook niet van dogma’s. Je kiest als kunstenaar en vormgever uiteindelijk wat voor jou het meest relevant is. Dit valt niet vast te pinnen op een bepaalde discipline, noch op een specifieke aanpak. Denk aan Pablo Picasso versus Lucian Freud of Arnold Schönberg versus Anton Webern. Wederzijdse waardering ten spijt konden beide duo’s qua werkwijze en tempo niet meer verschillen. Picasso schilderde vaak meerdere schilderijen per dag, terwijl Freud eerst zijn model wou doorgronden en daardoor vaak maanden deed over één werk, in een proces zijn grootvader Sigmund waardig. Schönberg schreef zijn halfuur durend mono-drama Erwartung dan op 17 dagen, terwijl Weberns totale oeuvre alles samen op nauwelijks drie uur beluisterd is. Dat gezegd zijnde, zelf ben ik als componist het type dat gemiddeld twee uur schrijft op een enkele second muziek. En neen, dat is geen overdrijving maar de mathematische vaststelling van een neuroot.

ONRUST
O-oh. Een neuroot als decaan.

Filip Rathé
Geen paniek. Ik hou van georganiseerde chaos. In mijn ideale wereld is de school een archipel, als eilandengroep verbonden. Niet iedereen is gebaat bij een identieke structuur. Vaak lijkt een uniforme aanpak de aangewezen weg om de efficiëntie te verhogen en de absoluut onontbeerlijke gelijkwaardigheid te creëren. Vanuit mijn persoonlijke ervaring merk ik echter dat dit soms net de performantie verlaagt en dat precies de gelijke waardering van de onderscheiden methodieken tot betere resultaten leidt. Als een bepaalde opleiding liever met verticale coördinatoren werkt en een ander liever horizontaal: prima. Dat betekent geenszins een pleidooi voor het werken ‘à la tête du cliènt’ of met ad hoc beslissingen. De speci-fieke praktijk blijft wat mij betreft richtinggevend en de weloverwogen – al dan niet gedifferentieerde – organisatiestructuur staat er ten dienste van. Iemand zei me in die context ooit: ‘De geest heeft zich stamelend uitgeschreven in de letter van de wet en de geest herkent zichzelf niet meer.’

ONRUST
Daar zitten we inderdaad niet op te wachten.

Filip Rathé
Ik mag het hopen.

 
Dit interview werd oorspronkelijk gepubliceerd in Onrust, Magazine °12, 01 – 03.2020.
Tekst: Régis Dragonetti.