nlen

Suor Angelica

De zangklas haalt opgelucht adem. Eindelijk mogen ze zich nog eens wagen aan een opera met alles erop en eraan. De zeer gesmaakte producties van Stravinski’s Le Rossignol en Mavra liggen alweer twee jaar achter ons en daarom vliegen de studenten erin met even gedegen repertoire: Suor Angelica van Giocomo Puccini. Voor de oningewijden (een woordspeling, jazeker): dat is het middelste deel van Il Trittico, drie op zichzelf staande eenakters die de Italiaanse componist in 1918 in première liet gaan.

Het verhaal speelt in een zeventiende-eeuws nonnenklooster, waar het titelpersonage – zuster Angelica dus – al zeven jaar gebukt gaat onder een geheim. En u raadt het al: dat profane verleden komt op een dag boven-drijven. In die zin lijkt ze wel de vrome tegenvoeter van die andere bekende non, de even geplaagde Beatrijs uit de gelijk-namige middeleeuwse legende: Want men seit ons over waer / Dat si langhe seven iaer / Ghemene wijf ter werelt ghinc / Ende meneghe sonde ontfinc. Maar dat is natuurlijk een ander verhaal.

foto's: Jordi Coppers

Habijt noch spitsboog

‘Vaak wordt het werk eerder klassiek gelezen met veel nadruk op de religieuze context,’ stelt regisseur Aïda Gabriëls. ‘Maar als je gaat graven zie je in zuster Angelica een mens in de breedste zin van het woord: vol verlangen en schaamte, strijdend met de eigen lotsbepaling. Gabriëls noemt het werk tout court erg emancipatorisch van aard: ‘Als statement kan Suor Angelica tellen. Zo bestaat de cast enkel uit vrouwen. Geen pieuze zetstukken, maar een gemeenschap van vrouwen die zijn opgetrokken uit vlees en bloed. De opera kijkt niet weg van hun earthly desires. Daartegenover wordt de disfunctionaliteit van instituten aangekaart. Dat maakt het ook vandaag nog relevant. Schuld en schaamte zitten er bij ons nog steeds diep ingebakken.’

Zoek dus niet naar habijten en spitsbogen. Door het scènebeeld van de traditioneel monastieke setting te bevrijden, wil Gabriëls de tijdloosheid van het onderwerp aanstippen. In plaats daarvan gaat ze aan de slag met licht en donker. ‘In die schaduwen liggen kansen om bepaalde menselijke topics te onder-zoeken,’ zegt Gabriëls, ‘Het is dus geen personenregie, maar eerder een landschap van mensen, die mee observeren en het geheel samen vormgeven. Af en toe zal dat zelfs iets heel herkenbaars opleveren…’

Titelrol als vuurdoop

Aangezien de voorbije jaren geen podiumproducties toelieten, is Suor Angelica voor sopraan Louise Guenter op operagebied een vuurdoop. Ze was al te zien in het koor van Le Rossignol en maakte de voorbereidingen van (de naderhand afgelaste) Serse mee, maar deze keer treedt ze in vol ornaat (doch zonder habijt) voor het eerst vol voor het voetlicht (of schaduw, zie hierboven). En wel meteen in de titel-rol! ‘Angelica is een prachtig werk. Met een speeltijd van een klein uurtje bouwt de emotionele curve bovendien snel op. Mensen vertellen me dat ze nooit zonder traan het einde halen. Dat heeft natuurlijk te maken met die grote lyrische lijnen typisch voor Puccini, en die passen gelukkig goed bij mijn stem.’

Guenter weet de regie-aanpak van Gabriëls goed te waarderen. ‘Knap vind ik die constante focus op de groep vrouwen,’ zegt ze, ‘Hij fungeert als een soort micro-maatschappij met alle interacties die daarmee gepaard gaan. De zusters zijn sterk en tegelijkertijd toch teder. Er wordt geroddeld en geplaagd, maar als het erop aan komt steunen ze elkaar. Aïda geeft ons de ruimte om een eigen invulling te geven aan de personages. Zo wordt de bezoekende prinses vaak weggezet als het vleesgeworden kwaad. Judith Temmerman echter, die haar gestalte geeft, probeert de figuur te vermenselijken tot iemand die veel heeft meegemaakt. In de confrontatie zoeken we samen de juiste spanning, niet per se via acties, maar via een bepaalde energie en blikken.’

 
Dit artikel werd oorspronkelijk gepubliceerd in Onrust, Magazine °14, 04 – 06.2022.
Tekst: Régis Dragonetti.