nlen

Het einde van het kunstonderwijs

In 2010 schrijft Ane Hjort Gutte in het tijdschrift Kunstkritikk het artikel ‘The End of Art Education as We Know it’, waar ze beschrijft hoe het kunst-onderwijs getransformeerd is sinds 2010. Ze focust in eerste instantie niet op de inhoud van het onderwijs, maar ze kijkt hoe de architectuur van de kunstscholen is veranderd en vervolgens naar wat dat zegt over het onderwijs zelf. Van muffe studio’s waar schilders leskrijgen van een ‘meester-docent’, naar mooie, open ruimtes, waarin de focus niet ligt op een specifieke discipline, maar waar juist een multidisciplinaire kunstpraktijk wordt aangemoedigd. De student wordt in dit systeem dus niet opgeleid tot bijvoorbeeld een schilder of beeldhouwer, maar als projectmanager die vanuit een specifieke behoefte een medium gebruikt. Of zoals een student het in de tekst verwoordt: ‘We leren geen discipline, maar wel ons te gedragen als kunstenaars.’

Ane Hjort Guttu, Manifesto, 2020. Foto's: Patrik Säfström

Tegelijkertijd verandert het onderwijs van binnenuit. Van een vrijplaats, waar regels en einddoelen niet gedefinieerd zijn en waar eigenlijk alles kan (zolang er op de eindejaarsexpo maar een werk staat) tot een administratief bolwerk dat vastloopt in protocollen, doelstellingen, studiepunten enzovoort. Ook in deze ontwikkeling speelt de architectuur van de scholen een rol. Bijvoorbeeld in de invoering van badges waarmee studenten toegang krijgen tot lokalen en makkelijk via een onlinesysteem een studio of oefenruimte kunnen reserveren. De artistieke praktijk moet gepland worden en hoewel bij wet verboden bleken deze badges in Noorwegen een tool om tijdens de pandemie te volgen welke studenten waar zijn en ervoor te zorgen dat niet te veel studenten tegelijkertijd in een ruimte zijn. Iets dat in eerste instantie de vrijheid van de student lijkt te vergroten – ze kunnen overal heen wanneer ze willen – blijkt het tegenovergestelde te bewerkstelligen en juist een controlerend en beperkend middel te zijn. Naast het monitoren van de studenten is dit systeem ook bepalend voor de ingesteldheid van de studenten en de artistieke ontwikkeling, zo betoogt Hjort Guttu. Vanuit de architectuur en de sluitingstijden van de school wordt de artistieke praktijk gedefinieerd als een praktijk van vijf dagen in de week van 9u tot 22u en op vrijdag ten laatste om 18u gedaan moet zijn. De terechte vraag die gesteld wordt is of we met dit onderwijs studenten een ‘9-tot-5-mentaliteit’ willen aanleren en of we daadwerkelijk geloven dat zaken als inspiratie en creativiteit planbaar zijn.

Kunstscholen verloren stuk voor stuk hun autonomie sinds de Bologna-akkoorden en werden onderdeel van grotere onderwijs-instellingen. De budgetten die voordien toereikend waren, komen onder druk te staan. Terwijl het administratief werk en zo ook het administratief personeel toeneemt, neemt het aandeel artistiek personeel af. De administratie verplaatst zicht letterlijk buiten de academie en komt slechts in beperkte mate in contact met het onderwijs. De docenten worden inwisselbare krachten die vaak slechts voor een klein percentage zijn aangesteld. Ze worden managers die niet zo zeer specifieke artistieke kennis overdragen, maar de student vooral begeleiden en aanmoedigen in het zelf vinden van oplossingen. Dit uiteraard ten nadele van de persoonlijke band tussen personeel en student, maar het zorgt er ook voor dat het administratief personeel het geheugen van de school wordt en niet de artistiek docenten. Specialisatie neemt af, de school gaat meer als ‘lab’ of ‘creative hub’ functioneren en er ontstaan nieuwe disciplines zoals het onderzoek in de kunsten. Over dit onderzoek stelt Hjort Gutte de vraag wie hier eigenlijk om vroeg? Waren dit de kunstenaars? De kunstwereld met het museumwezen, het galerie-circuit en de kunstmarkt? Buiten de academische wereld is de zichtbaarheid van dit artistiek onderzoek eerder beperkt, terwijl ze vooral binnen de eigen cirkel school maakt. Het geeft bepaalde types kunstenaars en praktijken immers kansen, maar het sluit andere uit.

Tegelijkertijd verandert het onderwijs van binnenuit. Van een vrijplaats, waar regels en einddoelen niet gedefinieerd zijn en waar eigenlijk alles kan (zolang er op de eindejaarsexpo maar een werk staat) tot een administratief bolwerk dat vastloopt in protocollen, Het wordt duidelijk dat de neoliberalisering die doorsijpelt in het kunstonderwijs, zich niet beperkt tot de architectuur van de school, maar dat die met en door de architectuur het onderwijs beïnvloedt en verandert. Wordt er in het artikel vooral gesignaleerd en beargumenteerd, een ander verhaal is te horen in haar boeiende film Manifesto, die ongeveer op hetzelfde moment als het artikel verscheen. In deze fictieve documentaire neemt een groep studenten, docenten en ander personeel het heft in eigen handen en proberen ze de verloren vrijheid terugte brengen in demoderne academie.

 
Dit artikel werd oorspronkelijk gepubliceerd in Onrust, Magazine °14, 04 – 06.2022.
Tekst: Godart Bakkers.
Het volledige artikel kan u nalezen op